Boze dromen

Dit verhaal is onderdeel van ‘het gewone leven kan soms ongewoon zijn’

***

(Opmerking: dit is een verhaal met heel wat (kleine) tijdsprongen en dit verhaal speelt zich af in de paar maanden dat Mike bij zijn oom verblijft, zoals  in ‘Hoe onaangenaam stilte kan zijn’ wordt afgesproken)

Mike hing aan een afgrond en hij voelde hoe zijn vingers langzaam de grip verloren. Ineens zag hij iemand aankomen, gekleed in een lange, zwarte jas en met een grijze hoed op zijn hoofd waar wat blonde haren onderuit kwamen.

“Siebe!” riep hij naar hem. “Alsjeblieft, help me!”

Siebe kwam erbij staan en keek omlaag naar Mike, met zijn handen in zijn zakken.

“Help me,” zei Mike weer. “Ik ga vallen.”

Ineens glimlachte Siebe. “Nee.”

De ogen van Mike werden groter.

“Val maar,” sprak Siebe kalm.

“Alsjeblieft,” kreunde Mike. “Ik hou dit niet vol.”

“Ik help je niet.”

En op dat moment hield Mike het niet meer en hij viel naar beneden, terwijl Siebe hem glimlachend nakeek.

 

Mike schrok wakker en schoot recht in bed. Hij ademde snel, zijn pyjama plakte van het zweet. Weer zo’n droom. Weer een droom waarin Siebe hem gewoon te pletter liet vallen. Waarom? Waarom droomde hij dit? Met een hand streek hij over zijn gezicht. Dit was al de derde nacht dat hij zo’n droom had. Het was gewoon verschrikkelijk, Siebe zou dat nooit doen, maar toch droomde hij dat. Steeds opnieuw.

Die dag ging hij naar de universiteit en werkte aan zijn taken zoals altijd, al bleven de dromen door zijn hoofd spoken. Hij deed zijn best om het van zich af te zetten, maar dat lukte niet.

’s Avond zat Mike in de kroeg waar hij met wat vrienden had afgesproken. Met een ontspannen glimlach was hij met Wart aan het praten, maar toen de vrolijke begroeting van Siebe kwam, gevolgd door een vriendschappelijke hand op zijn schouder, kromp hij ineen en keek hij hem schichtig aan.

“Is alles wel in orde?” vroeg Siebe, die met een vriendelijke bezorgdheid naar Mike keek.

Mike knikte snel en ontspande zijn schouders weer, al vermeed hij het om Siebe aan te kijken.

“Heb ik iets verkeerd gedaan?” vroeg Siebe toen.

Mike keek nog even naar de tafel, voor hij naar Siebe op keek en zijn hoofd schudde. “Nee, het spijt me, het is jouw fout niet. Ik droom alleen al drie nachten…dat ik aan een of andere afgrond of reling hang en mijn grip verlies. En dan kom jij en je weigert me te helpen. En dan kijk je toe hoe ik val…”

Het was even stil aan de tafel en Siebe floot toen. “Dat is niet min, Mike, maar dat zou ik echt niet doen hoor.”

“Dat weet ik wel,” antwoordde Mike snel. “Dat weet ik. Alleen…”

“Ik begrijp het,” onderbrak Siebe hem met een geruststellende glimlach.

Wart nam een slok van zien bier. “Waren dromen niet iets van het onderbewustzijn?” vroeg hij argeloos. Zowel Mike als Siebe keken hem aan, waarna ze elkaar aankeken. Wart merkte de drukkende stilte ineens en zette het glas op de tafel. “Wat?”

“Ik vraag me ineens af waarom Mike droomt dat ik hem zou laten sterven,” mompelde Siebe.

Mike leek zich schuldig te voelen over de situatie en haalde ongemakkelijk zijn schouders op, met zijn blik op de tafel gericht. “Ik weet het ook niet,” antwoordde hij. “Ik weet niet waarom ik dat droom, er is niets gebeurd wat zoiets zou moeten veroorzaken. Het spijt me, Siebe.”

“Hé,” antwoordde Siebe gemoedelijk en hij nam de arm van Mike vast. “Maak je niet dik, het zijn maar dromen en ik wordt echt niet kwaad omdat je zoiets droomt.”

Ondanks de dromen werd de avond toch nog gezellig. Echter, die nacht droomde Mike weer hetzelfde. Weer hing hij aan een rand, deze keer aan de rand van een torenflat, en weer weigerde Siebe om hem te helpen en keek hij toe hoe Mike naar beneden viel, zijn dood tegemoet.

’s Morgens kwam er een berichtje van Siebe binnen met de vraag of hij beter had gedroomd vannacht, maar Mike moest bekennen weer hetzelfde gedroomd te hebben. En daar voelde hij zich slecht over, Siebe zou dat nooit doen, dat wist hij, maar waarom droomde hij dat steeds opnieuw?

***

De volgende nacht droomde Mike weer, maar de droom was anders. Siebe kwam op hem af, haalde een pistool tevoorschijn en schoot. Mike schrok wakker en schoot recht. Hij ademde gejaagd en voelde aan zijn borst, maar daar zat geen kogelgat in. Met een trillende hand nam hij zijn gsm en zocht het nummer van Siebe op, ook al was het midden in de nacht.

“Mei Siebe,” klonk het slaperig.

“J-je vermoorde me,” hakkelde Mike.

“Watblief?”

“De droom,” verduidelijkte Mike. “Je vermoordde me. Je liet me niet vallen deze keer, je pakte een pistool en schoot.”

“Ho, ho, wacht, dat was ik niet,” verbeterde Siebe. “Je moet dat droombeeld los zien van mij, spreek in derde persoon over hem.”

Mike haalde diep adem. “Hij schoot op me,” zei hij toen. “In mijn borst.”

“Dus de dromen worden erger,” mompelde Siebe. “Tja Mike, ik kan daar niets aan doen, behalve je verzekeren dat ik je nooit zou vermoorden. Echt, ik zou dat nooit doen.”

“Dat weet ik,” antwoordde Mike, “ik denk dat ik dat even wilde horen. Dat jij het niet was.”

Probeer nog wat te slapen, Mike, maar zonder die rare dromen van je. En als je ooit droomt dat ik naakt je veters kom strikken, geloof me vrij, dat ben ik ook niet.”

Daar moest Mike zacht om lachen.

“Dat wilde ik even horen,” zei Siebe. “Slaap lekker, Mike. Als je wilt, dan praten we er morgen verder over.”

“Goed, dank je Siebe.”

“Graag gedaan hoor. Oant moarn.”

“Ja, tot morgen.” Ondertussen wist hij wel dat oant moarn het Fries was voor tot morgen, net zoals hij ondertussen meer van zulke standaard groeten in het Fries kende. Dat gebeurde als er een Fries in je vriendenkring zat die zulke groeten gebruikte zonder daar bij na te denken. Met een glimlach verbrak Mike de verbinding weer en legde zijn gsm weer op de nachttafel. Hij was Siebe dankbaar, hij voelde zich beter nu. Siebe had er een gave voor een gesprek luchtig te maken, al was het met een dwaze opmerking over naakt zijn veters te komen strikken.

Die nacht droomde hij niet meer, maar tot nu toe had hij nooit vaker dan één keer per nacht zo’n droom.

***

De volgende dag kwam Siebe na school even langs bij Mike en ze praatten over wat er aan de hand was. Hij merkte dat Mike zich schuldig voelde over de dromen en hij stelde zijn vriend gerust dat hij het niet erg vond, alleen maar vreemd. Ze probeerden te overlopen wat er gebeurd kon zijn waardoor Mike het gevoel had dat Siebe hem in de steek had gelaten, Siebe dacht in ieder geval dat het daar aan lag.

“Heb ik je ergens laten zitten met iets?” vroeg Siebe. “Wees eerlijk, heb ik eens gezegd dat ik geen tijd voor je had toen je me nodig had?”

Mike schudde zijn hoofd.

“Echt? Weet je dat zeker?”

Nu haalde Mike zijn schouders op. “Ik kan me niet herinneren dat ik je ergens om hulp had gevraagd en dat je me afgewimpeld hebt. Er is, voor zover ik me herinner, niet gebeurd dat mij het gevoel zou moeten geven dat je me aan mijn lot overlaat. En al helemaal niet dat je me zou ‘vermoorden’, waar dat dan ook precies voor staat.”

“Zal ik blijven slapen?” vroeg Siebe toen.

Mike keek Siebe even stil aan en knikte toen, hoewel hij zich niet helemaal op zijn gemak voelde met dat voorstel.

En Siebe zag dat, hij liet een haast droevige glimlach zien. “Mike,” begon hij op een kalme toon. “Laat me op zijn minst bewijzen dat ik echt niet van plan ben om je te vermoorden. Deze dromen breken het vertrouwen dat je in mij hebt helemaal af, je begint bang voor me te worden en dat is niet nodig.”

Met beide handen wreef Mike in zijn gezicht. “Het spijt me, Siebe. Ik weet dat je gelijk hebt en ik wordt bang, ik kan wat ik ’s nachts meemaak in mijn droom niet vergeten.” Hij keek naar Siebe met een vermoeide blik ik zijn ogen. “Het is een goed idee en ik zou het fijn vinden als je blijft slapen. Al was het maar dat ik meteen de geruststelling krijg dat jij het niet was, dat het maar een droom was.”

Andy stelde geen vragen over waarom Siebe bleef slapen, maar haalde de stretcher uit de kast en zette die bij zijn neefje in de logeerkamer. De avond werd gezellig, op de achtergrond speelde klassieke muziek en ze speelden een spelletje rummikub samen. Na het spel bleven ze nog even aan tafel zitten, dronken een glas wijn en spraken met elkaar tot ze besloten om zich klaar te maken om naar bed te gaan.

Die nacht kreeg Mike weer een droom, deze keer zag hij Siebe op zich af komen met een mes. Hij week terug, maar Siebe was sneller bij hem en greep hem bij zijn kraag.

“Alsjeblieft, niet doen,” fluisterde Mike toen hij zag dat het mes omhoog ging.

 

Siebe merkte dat Mike begon te woelen en hij kwam recht. Na een geeuw legde hij zijn hand op het hoofd van Mike. “Ik ben het niet.”

“Alsjeblieft Siebe,” fluisterde Mike weer, terwijl hij zijn handen omhoog deed. En toen hoorde hij de fluistering ‘ik ben het niet’. “Je bent Siebe niet,” zei Mike toen.

Nu leek Siebe, of degene die zijn gestalte had aangenomen, te twijfelen, het mes hing nog steeds in de lucht.

“Wie ben je?”

De ogen van Siebe vernauwden zich en het mes kwam met een flits naar beneden.

 

Mike schoot recht in bed en haalde gejaagd adem. Hij voelde aan zijn nek, maar er was geen bloed. Zijn ogen flitsten naar Siebe, die op de rand van zijn bed zat en hij greep zijn arm vast.

“Gaat het?” vroeg Siebe.

Ineens leek Mike zich slecht op zijn gemak te voelen. “Als dit geen droom in een droom is wel,” fluisterde hij.

Siebe nam het hoofd van Mike vast en glimlachte geruststellend naar hem. “Maak je geen zorgen, je bent wakker. Vertel me wat er is gebeurd.”

“Het was anders deze keer, ik hoorde je zeggen dat jij het niet was en toen ik zei dat hij jou niet was, leek hij te twijfelen, maar toen ik vroeg wie hij was stak hij me neer.”

Siebe knikte een keer. “Ik hoorde je woelen en ik kwam bij je zitten, ik dacht wel dat het weer een droom was en ik kon niets anders bedenken dan te zeggen dat ik het niet was. Ik ben blij dat het hielp.”

De twee vrienden zochten hun slaapplek weer op. Hoewel Siebe snel weer in slaap viel bleef Mike nog even wakker. Hij staarde in de duisternis naar boven, de beelden van de droom bleven hem achtervolgen. Uiteindelijk viel ook hij weer in slaap.

De volgende ochtend zaten beide studenten aan de tafel te ontbijten, ze hadden allebei een kop thee naast hun bord staan en ze waren over de dromen van Mike aan het praten. Andy kwam ook de woonkamer binnen, weliswaar aangekleed, maar zijn haren hingen nog los en zaten in de war. Hij had een kop koffie vast en geeuwde achter zijn hand.

“Andy,” zei Siebe toen, “we willen graag je advies.”

“Advies heb ik in overvloed,” antwoordde Andy meteen. “Zeg het maar.”

“Is het mogelijk iemands dromen te beïnvloeden?” Hij herinnerde zich hoe Andy hem geholpen had met de vloek van de duizend ogen, hij dacht dat de arts in dit geval ook wel iets zinnig te vertellen had.

Andy keek Siebe even aan en ging toen zitten. “Wetenschappelijk gezien is daar geen bewijs voor, het enige dat die mensen willen toegeven is dat lucide dromen bestaan, dromen waarin je bewust bent dat je aan het dromen bent en er enige mate van sturing kunt geven aan een droom. Het van buitenaf beïnvloeden van een droom is eerder iets van het paranormale. Ik veronderstel dat het mogelijk is. Ik weet dat er binnen de voodoo de mogelijkheid is om iemand nachtmerries te bezorgen, maar de aard van de droom komt wel vanuit de mensen zelf.” Andy nam een slok van zijn koffie. “Waarom vraag je dat? Heb je last van vreemde dromen?”

Siebe schudde zijn hoofd. “Ik niet. Mike.”

Nu keek Andy zijn neefje aan en Mike vertelde alles wat hij tot nu toe gedroomd had, inclusief de laatste droom en hij vertelde ook wat ze al besproken hadden, dat ze de mogelijkheid hadden overwogen dat het ging om een onverwerkt gevoel van in de steek gelaten te zijn, maar dat er geen reden voor Mike was om zich zo te voelen over Siebe.

“Als we er even van uitgaan dat het mogelijk is om dromen van buitenaf te beïnvloeden,” begon Andy en hij keek naar Mike, “dan moet iemand een reden hebben om dat te doen. Waarom wilt iemand dat jij bang wordt voor Siebe?”

Daar moest zowel Mike als Siebe een antwoord op schuldig blijven, ze hadden allebei geen idee waarom iemand dat zou willen.

“Daar moeten jullie achter komen,” zei Andy toen. “Er moet een reden zijn en als die niet uit Mike’s eigen onderbewustzijn komt, dan heeft iemand anders er een reden voor.”

“Een concurrent?” opperde Siebe. “Zodat we niet meer samen willen spelen en niet mee kunnen doen in de wedstrijd die in de Eik gehouden wordt?”

Mike haalde zijn schouders op. “Dat…kan. Ik weet het niet. Dat zullen we in ieder geval niet laten gebeuren.” Het klonk als een goede mogelijkheid, een betere kon Mike ook niet bedenken. “Maar hoe doet die, wie het dan ook is, dat dan?” vroeg hij.

Daar kon niemand een antwoord op geven, maar Andy beloofde de mogelijkheden eens te onderzoeken.

Mike ging naar de universiteit en de herinneringen aan de droom gleden naar de achtergrond, het was misschien een vervelende droom, maar het was maar een droom.

***

De volgende nacht droomde hij weer, deze keer sloten de handen van Siebe zich rond zijn nek en werd alles langzaam donker voor de ogen, terwijl hij trachtte de handen van Siebe weg te trekken. Weer schoot hij wakker en hij besloot naar Siebe te bellen, zoals Siebe hem had gezegd dat hij mocht doen.

“Je wurgde me,” fluisterde Mike in de telefoon nadat Siebe had opgenomen.

“Alsjeblieft, Mike, derde persoon, ik was het niet.”

“Ja, sorry, hij. Hij wurgde me.”

“We moeten hem een naam geven,” opperde Siebe. “Hm. Walter, mijn slechte tweelingbroer!”

Mike grinnikte zacht. “Goed dan. Siebe, je slechte tweelingbroer Walter wilde me weer vermoorden.”

“Het is toch wat! Ik zal eens een hartig woordje met hem spreken.”

Mike grinnikte weer.

“Ik ben blij dat je nog een beetje kunt lachen. Gaat het weer?”

“Ja, dank je.”

Mike nam afscheid van Siebe en verbrak de verbinding. Eventjes met Siebe praten hielp wel, het zorgde dat de slechte herinnering afzwakte en hij had niet meer het gevoel dat Siebe hem wilde vermoorden. Mike viel snel weer in slaap, maar hij droomde opnieuw. Dat was nieuw, het was de eerste keer dat hij twee keer zo’n droom had. Deze keer hing hij aan de rand van een put en in die put waren monsters en een paar skeletten. De monsters, allemaal met scherpe klauwen en tanden, rood van het bloed van hun vorige maal, waren afzichtelijk. Mike zag Siebe op zijn gemak naar hem toe wandelen, met de handen in de zakken van zijn lange jas en zijn grijze hoed op zijn hoofd, zoals hij hem vaker zag wandelen. Hoe voelde hoe een tentakel zich om zijn benen wikkelde en hij hoorde de smakkende geluiden en huiveringwekkende, onaardse kreten.

“Siebe, help me!” riep Mike.

Siebe kwam aan de rand van de put staan en keek eens naar beneden. “Je zult een lekker maaltje zijn.”

Mike voelde een snok aan zijn benen en hij gleed een stukje terug, maar met zijn armen kon hij voldoend aan de rand van de put vasthouden om niet naar beneden te glijden. Hij wist echter dat hij dit niet kon volhouden.

“Alsjeblieft Siebe,” kreunde Mike. “Ik hou dit niet vol.”

Siebe kwam bij hem staan en duwde met een voet tegen zijn armen. “Val maar. Ze hebben honger.”

“Siebe!” Mike voelde een snok aan zijn benen en hij verloor zijn houvast. Hij viel naar beneden, terwijl Siebe glimlachend toekeek.

Met een schreeuw ging Mike recht zitten en hij staarde met grote ogen in de duisternis voor zich. Een tweede droom, dat was niet eerder gebeurd. Hij nam zijn gsm weer om Siebe te bellen, Siebe had gezegd dat het mocht.

“Het spijt me dat ik je nog eens bel,” zei Mike, nadat Siebe had opgenomen. “Jij, nee, Walter liet me vallen in een put met monsters…”

“Twee dromen?” vroeg Siebe. “En het ging weer terug naar dat hij je liet vallen?”

“Hij hielp,” zei Mike en hij vertelde wat er precies gebeurd was in zijn droom. “Het spijt me,” zei hij op het einde van het relaas, “In mijn droom denk ik niet aan Walter, ik zie jou. Hij ziet er uit als jou, hij loopt zoals jij, hij klinkt zoals jij. Tijdens mijn droom heb ik het gevoel dat jij het bent, de enige keer dat ik dat niet had was toen jij in mijn slaap tegen me zei dat jij het niet was.”

“Ja, dat begrijp ik. Ik kan je echt niet helpen, behalve zeggen dat ik het echt niet was. Ik wil je niet dood hebben, je bent één van mijn beste vrienden!”

“Dat ben jij ook,” antwoordde Mike. “Ik weet dat we, dat je me niet dood wilt. Als ik wakker ben weet ik dat, maar in mijn droom lijkt het zo echt…”

“Trek het je niet aan, het is maar een droom.”

Ze praatten nog even en op het einde raadde Siebe aan om met Andy te praten de volgende ochtend. Dat vond Mike geen slecht idee. Siebe vroeg nog eens of het optreden in de Eik gewoon door zou gaan en Mike verzekerde zijn vriend dat hij het zeker niet zou aflassen vanwege de dromen.

Die nacht had Mike verder geen dromen en de volgende ochtend vertelde hij aan zijn oom wat hij gedroomd had. Het was helaas niet meer dan zijn hart luchten, want zijn oom had geen oplossing voor hem, hij kon alleen beloven dat hij eens met zijn vriend in Amsterdam, een voodoo-dokter, zou praten om eens te horen wat die er van vond.

De dag verliep zoals alle andere dagen, Mike ging naar de universiteit, sprak met zijn medestudenten en vrienden, maakte wat taken, hij ging met twee vrienden van zijn richting in een pizzeria iets eten en daarna vertrok hij naar de Eik voor het optreden. Zoals altijd had hij er zin in om weer op te treden met zijn vrienden.

Het was druk in de kroeg, maar dat was het meestal op de live muziek avond. Hij werd door een paar mensen begroet terwijl hij naar achteren ging, waar het kleine podium was.

Zodra Siebe hem zag stak die een hand op. “En, Walter nog gezien?” informeerde hij vrolijk.

“Gelukkig niet,” antwoordde Mike naar eerlijkheid. “Twee keer in één nacht was echt wel genoeg.”

Wart keek hen niet-begrijpend aan. “Walter?” vroeg hij. “Wie is dat?”

“Dat droombeeld dat Mike van mij heeft, je weet wel, waarin ik hem laat sterven of vermoord, die hebben we Walter genoemd, mijn slechte tweelingbroer.”

Wart schudde glimlachend zijn hoofd en keek daarna naar Mike. “Dus je droomt dat nog steeds. En nu vermoord… Walter je ook.”

Mike knikte een keer.

“Hé Siebe, je moet die tweelingbroer van je wel een beetje in toom houden hoor.”

Siebe lachte om die opmerking en Mike liet een glimlach zien. Op de een of andere manier hielp het dat zijn vrienden er wat luchtig mee om gingen.

Het optreden ging lekker. Tot er plots groene lichtflits uit de vloer kwam. Iedereen in de kroeg verloor zijn of haar bewustzijn. Iedereen, behalve Mike en Siebe. De twee vrienden keken elkaar verbijsterd aan.

Een groene vortex van energie schoot omhoog uit de grond en een gat verscheen.

“Iedereen is bewusteloos, behalve de geestwandelaar, zoals voorspeld was,” klonk een hese stem, “het maakt niet uit.”

Een tentakel schoot uit het gat omhoog, wikkelde zich rond de benen van Siebe en sleurde hem over de grond naar het gat toe.

Siebe voelde hoe de tentakel zich om zijn benen wond en even later lag hij op de vloer. Hij werd naar het gat getrokken en trachtte zich ergens aan vast te houden om niet in dat gat te verdwijnen. Er was zelfs geen tijd om bang te zijn. Hij kon zich met zijn armen aan de rand van het gat tegenhouden, al voelde hij dat er aan hem getrokken werd. Nu voelde hij wel hoe de angst zich van hem meester maakte, hij wilde niet verdwijnen in dit gat.

“Mike! Help me!” Siebe keek naar Mike en zag dat Mike naar hem aan het staren was, maar verder niet in beweging kwam. “Mike?” Ineens besefte hij wat die dromen waren, ze waren niet bedoeld om Mike bang te maken voor hem, maar om ervoor te zorgen dat Mike hem niet zou helpen als het er op aan kwam, als hij zich in dezelfde situatie zou bevinden. Er werd een snok aan zijn benen gegeven en met moeite kon Siebe zich vasthouden. “Mike, alsjeblieft, ik hou dit niet vol.” Hij probeerde zich omhoog te werken, maar het lukte niet. “Help me!”

Hij voelde nog een snok en hij sloot zijn ogen, de spieren in zijn armen brandden en hij wist dat hij het niet veel langer kon volhouden. Ineens voelde hij een hand op zijn arm en hij keek op. Mike zat bij hem en greep hem nu vast om hem naar boven te trekken.

“Ik heb je, Siebe.”

Siebe keek hem aan. “Laat me niet vallen,” fluisterde hij.

“Ik laat je niet vallen,” antwoordde Mike. “Beloofd. Vooruit, gooi die sterke beenspieren van je in de strijd, laat zien dat je een schaatser bent. Ik kan je zo niet omhoog helpen.”

Siebe knikte en begon met zijn benen te wriemelen in een poging uit de stalen grip van de tentakel te komen. Zodra hij één been vrij had begon hij te trappen op de tentakel totdat die hem eindelijk los liet en met de hulp van Mike kon hij uit het gat kruipen en hij zat hijgend op de grond.

“Dank je,” fluisterde Siebe en hij keek naar Mike. “Ik dacht even…”

“Dat ik je zou laten vallen?” vulde Mike aan. “Het spijt me, ik zag wat er gebeurde en ik kon het niet bevatten. Ik… ik wist niet of het nu een droom was of niet.”

“Je was op tijd, mij hoor je niet klagen.”

 “Mislukt!” klonk de hese stem weer. “De geestwandelaar heeft zich niet tegen hem gekeerd. Dan wacht ik wel tot niemand hem helpen kan, de geestziener zal van mij zijn!”

De groene vortex verdween en Mike en Siebe keken elkaar aan.

“Dus ze wilden ervoor zorgen dat ik je niet te hulp zou komen,” mompelde Mike.

“Dat was waar ik ook aan dacht,” beaamde Siebe, “omdat jij als enige nog wakker was. Jij wordt gezien als de geestwandelaar, blijkbaar.”

“En jij de geestziener. Ergens klopt dat wel, hè?”

“Ja,” mompelde Siebe. “Ze hebben gelijk met die benamingen. Maar het bevalt me niets, ze zullen het vast nog eens proberen…” Siebe slikte moeizaam. “En dan ben jij er misschien niet om me te helpen…”

***

Twee dagen later wandelde Siebe door het park toen weer een groene vortex uit de grond kwam. Een sterke wind rukte zijn hoed van zijn hoofd en een tentakel wikkelde zich om zijn rechterbeen. Siebe werd naar het gat getrokken, maar hij kon zich aan een boom vastgrijpen en hij stampte met zijn linkerbeen tegen de tentakel. De tentakel liet los met een kreet van pijn en Siebe ging snel wat naar voren en ging achter de boom zitten. Een tentakel wikkelde zich rond zijn middel, maar Siebe hield zich vast aan de boom en kneep zijn ogen dicht.

“Siebe!”

Siebe keek op en zag Mike naar hem toe rennen. “Mike…” fluisterde hij.

“Ik ben nog op tijd,” zuchtte Mike en hij hurkte voor Siebe neer, die hem met grote ogen aankeek. “Ik sprak met Lebna afgelopen nacht, of, nou ja, hij sprak tegen mij. Ik wil je niet banger maken dan je al bent, maar dat is een poort naar een andere dimensie en het wezen dat daar is vastgezet heeft je nodig om op aarde te komen. Lebna vertelde er niet veel over, maar het was duidelijk dat het niet goed is voor de mensheid als het hier is. Het is geketend, maar de boeien behoren tot het geestenrijk. Het kan ze niet zien en wilt de ogen van een geestziener gebruiken om ze te vinden en los te maken. Het zit er al honderd jaar en sinds kort is de derde tentakel vrij. Met drie kon hij de poort openen en zijn invloed uitoefenen. De dromen van mij en het in slaap brengen van de anderen in de kroeg zodat de ontvoering niet zou opvallen, dat kwam van hem.”

Siebe slikte moeizaam. “En nu?” fluisterde hij.

“Lebna zei dat ik kan helpen, maar dan moet ik mijn lichaam verlaten en mijn geest door de poort laten gaan.”

Siebe greep een arm van Mike vast en schudde zijn hoofd. “Dat kun je niet doen. Wat als…”

“Zo lang mijn lichaam niet in dat gat verdwijnt kan ik terug keren,” zei Mike, al klonk het niet overtuigd. “Dat is wat Lebna zei. Zorg mijn lichaam hier blijft, Siebe, dan zal ik zien wat ik kan doen.”

Siebe knikte een keer. “Wees voorzichtig,” fluisterde hij. Hij keek toe hoe Mike ging liggen en zijn ogen sloot. Hij zag hoe Mike op stond uit zijn lichaam, zijn hand op stak en naar de poort rende. De tentakel rond zijn middel gaf nog een snok, maar Siebe klampte zich vast aan de boom.

Grillige schaduwen gleden over de wand, Mike probeerde er achter te komen waar de schaduwen vandaan kwamen, maar hij kon het niet ontdekken. Al snel zag hij iets wat nog het meest van een octopus weg had, maar met het hoofd van een kat. Kordog, had Lebna het zo niet genoemd? Vijf tentakels waren gebonden met ketens, drie ketens lagen open op de grond, de boeien waren open. Een van de tentakel ging door de poort, daarmee probeerde de Kordog Siebe te pakken. De anderen gleden over de andere tentakels om de boeien te vinden en ze los te doen.

“Ik weet dat je hier bent, geestwandelaar,” klonk de hese stem. “Ik voel je aanwezigheid. Maak me los en ik zal je belonen.”

“Ik ben hier om je boeien weer vast te maken.”

“Daar ben je niet sterk genoeg voor.” De kat-achtige ogen keken rond in een poging Mike te vinden, maar slaagde daar niet in. De ogen begonnen groen te schijnen en de wereld veranderde. De Kordog verdween en in de plaats daarvan kwamen van alle kanten spinnen aan, die over Mike heen kropen.

Met een schreeuw deinsde Mike terug en hij sloeg ze van zich af, maar er kropen steeds meer op hem. Dit kon niet, hij was onstoffelijk. Waren deze spinnen dat ook? Of was het maar inbeelding? Hoe moest hij in hemelsnaam dat ding boeien als hij niet eens wist waar het was? Dit was nu al hopeloos en hij kon niet eens lang buiten zijn lichaam blijven. Hij sloeg naar de spinnen die steeds hoger kropen, maar ineens verdwenen ze. Mike knipperde met zijn ogen en keek rond. Het eerste wat hij zag was een tweede persoon. Lebna, de ervaren geestwandelaar. Het tweede wat hij zag was dat er nog maar twee tentakels vrij waren.

“Lebna?”

“Ik volgde je naar hier. Ik kon vanuit mijn huis niet naar een poort gaan want ik niet wist waar het open ging, maar ik kon jou wel volgen. Met zijn aandacht op jou kon ik de eerste keten weer vastmaken. Zijn geestkracht is zwakker nu, help me met deze boeien.”

Mike knikte en ging snel naar de Afrikaanse medicijnman. Hij stak zijn hand uit om de boei vast te pakken, maar trok hem meteen terug toen hij het aanraakte. Dat voelde vreemd.

“Onze energie is nodig om ze te sluiten,” legde Lebna uit. “De eerste heb ik al gesloten, voor de volgende twee heb ik je hulp nodig. Ik kan ze niet alle drie sluiten.”

Weer knikte Mike en samen met Lebna pakte hij een van de boeien vast. Dat was vast een van de redenen waarom dit wezen had gezegd dat hij er niet sterk genoeg voor was. Als iemand als Lebna ze niet alle drie alleen kon sluiten, kon hij dat zeker niet alleen.

Ze negeerden de dreigementen en beloften terwijl ze samen de katachtige inktvis kluisterden. Het was vermoeiend, niet alleen voelde hij zijn energie wegsijpelen door de ketens, hij voelde zijn lichaam aan hem trekken. Hij wist niet hoe lang hij al buiten zijn lichaam was, maar hoe langer het duurde voor hij terugkeerde, hoe zwaarder het werd om daar te zijn. En Mike kon zien dat Lebna het ook zwaar had. Er klonk een gezamenlijke zucht van verlichting  toen de laatste keten gesloten werd en de Kordog weer vast zat.

De Kordog vloekte en tierde, maar geen van beide luisterde er naar. Dat was het enige wat het nu nog kon, geketend was het niet gevaarlijk meer.

“Spring terug naar je lichaam,” gelaste Lebna. “Ik keer ook terug. Hij zit weer vast.” Hij stak zijn hand op als groet. “Het ga je goed, Mike. Tot een volgende keer.”

Mike groette hem terug, sloot zijn ogen en keerde terug naar zijn lichaam. Het voelde als een sprong waarin zijn wereld ineens klein en zwaar werd. Dat was zijn lichaam, hoewel hij normaal een was met zijn lichaam, voelde het vreemd om er weer in te zijn als hij er even uit was. Hij opende zijn ogen en hief langzaam zijn arm om over zijn gezicht te kunnen wrijven. Zoals altijd voelde het zwaar, maar dat zou vanzelf weer wegtrekken.

“Mike?”

Mike keek naar Siebe, die nu naast hem op de grond zat.

“Is het gelukt?” fluisterde hij.

Ja,” mompelde Mike terwijl hij zich moeizaam recht werkte. “Het zit weer vast. Lebna kwam me helpen.”

Siebe greep Mike met beide armen en trok hem tegen zich aan. Mike beantwoordde het gebaar en zo bleven ze even zitten. Zelfs de opmerking van een voorbijganger dat ze een kamer moesten zoeken negeerden ze. Even later liet Siebe Mike weer los.

“Dank je,” fluisterde hij. “Zonder jou… ”

“Ik ben blij dat ik kon helpen.”

“Ik ben blij dat het voorbij is,” zuchtte hij, maar al snel verscheen een kleine glimlach. “Als je nog eens vreemde dromen krijgt…”

Mike moest lachen om die opmerking en met de hulp van Siebe stond hij weer op. Hij wankelde even, maar het lukte hem om te blijven staan en samen gingen ze weg.

 

*** © Mariska Bekker ***