Zittend op een paard,
ver van huis en haard.
Immer volgend zijn lot,
rijdt de ridder naar een grot.
De grot, donker en kil,
diep vanbinnen klinkt een gil.
De ridder trekt zijn zwaard,
een wapen zeer vermaard.
Menig monster al geslacht,
overdag en in de nacht.
Het zwaard gesmeed met bloed,
van al wat het doden moet.
De ridder gaat snel naar binnen,
het monster mag niet winnen.
De maagd bevrijden uit zijn klauwen,
opdat haar familie niet moet rouwen.
Grommend en harig met scherpe tanden,
gele ogen en een tong met scherpe randen.
De ridder heft zijn zwaard en gaat ervoor,
gaat naar voor, stapt opzij en onder de klauw door.
Een gruwelijk gevecht, een dodelijke steek,
De maagd die met ogen vol hoop toekeek.
De ridder wint, dus dat wordt een feest,
eindelijk is het verslagen, dat gruwelijk beest.
*** © Mariska Bekker ***
~ Geinspireerd door de Septemberschrijfchallenge 2019 van Schrijfdroom ~