De volgende dag zat Maurice in de kamer met de beeldschermen en Mitch zat bij hem. Ze keken samen naar de rusteloze Mike. De eenzaamheid begon nu al zijn tol te eisen.
“Laat hem toch gaan,” zei Mitch weer. “Hij heeft niets verkeerd gedaan.”
“Als hij wilt praten, dan mag hij er uit,” antwoordde Maurice en hij keek hem aan. “Als jij wilt praten, laat ik hem er ook uit.”
Mitch keek hem kwaad aan, met hem praten was hij zeker niet van plan. “Sluit je een claustrofoob ook op in een kleine ruimte?” vroeg hij op bijtende toon. “Dat is een marteling. En voor een autofoob is een eenzame opsluiting een marteling. Martelpraktijken zijn nog steeds verboden.”
Maurice gebaarde naar een van de andere aanwezigen, die iets opzocht op een tablet en daarna de tablet aan hem gaf.
“Hier staat niets vermeld over autofobie.” Maurice keek weer naar Mitch. “Is dat een officiële diagnose?”
“Het is nooit ernstig genoeg geweest om een officieel diagnose te krijgen, voor zover ik weet waren er nooit paniekaanvallen als hij alleen was of andere duidelijke symptomen die erop wezen, maar hij heeft me verteld hoe hij het alleen zijn ervaart. Ik ben er van overtuigd dat hij er een milde vorm van heeft.”
Autofobie, de angst voor alleen te zijn. Dat verklaarde waarom Mike zo snel zo onrustig was geworden tijdens de eenzame opsluiting. “Haal de bedrijfspsycholoog erbij,” zei Maurice en de man die de tablet had gegeven ging meteen weg.
“Je kunt hem er ook gewoon uit halen,” stelde Mitch voor.
“Als hij gewoon zou toegeven wat hij kan was hij er al uit.”
“Heb je niet overwogen dat hij misschien de waarheid verteld?”
“Oh nee, we weten zeker van dat hij liegt als hij zegt dat hij niet kan uittreden.”
Mitch keek hem onbewogen aan. “En hoe weet je dat?”
“Hij is een slechte leugenaar. Niet zoals jij.”
Daar ging Mitch niet op in, hij keek alleen maar naar het scherm.
“Weet je wat,” zei Maurice toen, “als je het zo erg voor hem vind, praat jij dan met hem.”
“Best.” Mitch stond op. “Breng me naar hem toe.”
Maurice gebaarde naar de twee bewakers die Mitch steeds vergezelden als hij van zijn cel naar deze ruimte mocht komen. Met hun vier verlieten ze de ruimte met de beeldschermen.
***
Toen Mike de deur hoorde keek hij op en zijn mond viel open toen hij Mitch zag en hij kwam meteen recht. “Mitch, ben jij ook hier?”
“Al net zo lang als jij.”
Mike keek hem verbijsterd aan, maar dat veranderde in een schuldbewuste blik. “Het spijt me,” mompelde hij, “ik heb je in de problemen gebracht door te bellen…”
“Je schuldgevoel is nergens voor nodig, ik stelde zelf voor om je te ontmoeten in dat park en ik was me bewust van de risico’s die ik nam. Je zou beter moeten, Mike. Ik doe nooit iets ondoordacht.” Hij keek hem met een ondoorgrondelijk blik aan. “Weet je waarom je hier bent?”
“Ze geloven dat ik staatsgeheimen steel!”
“Ja, ik weet het.” Mitch haalde zijn schouders op. “Ik heb ze gezegd dat het onzin is, maar luisteren doen ze niet.” Hij keek Mike recht aan. “Ze geloven dat je kunt uittreden.”
“Ik zei ze dat ik dat niet kan.”
“Mike…” begon Mitch en Mike keek op, hij sprak maar één woord: Milanto. Mitch liet een glimlach zien en knikte. Hij kon niet anders dan Mike gelijk geven. Milanto, een bijnaam die ze hadden voor de hoofdpersoon uit een film die ze samen hadden gekeken. De film ging over een man met een speciale vaardigheid die door de FBI gebruikt werd tegen zijn wil en gedwongen werd dingen te doen die hij niet wilde doen. De hoofdpersoon heette Miles, maar had op gegeven moment zijn naam veranderd in Anthony. Dus steeds als ze het over hem hadden ging het over Miles nee Anthony en uiteindelijk had Mike ‘acht wat, Milanto!’ geroepen en dat was het gebleven. Mike was bang dat als ze zeker wisten dat hij dat kon, dat hij gebruikt zou worden voor hun doeleinden en zijn vrijheid kwijt was. En zijn vrijheid was belangrijk voor hem, hij wilde leven zoals hij zelf wilde.
“Ik vrees dat we hier nog een tijdje zullen zitten dan,” zuchtte Mitch.
De blik van Mike was er een van wanhoop, hij wilde het niet toegeven, maar hij wilde ook niet meer alleen opgesloten zitten. “Ik wil er uit, ze kunnen ons niet hier houden, toch? Ik heb niets gedaan, ze hebben geen bewijs voor hun… theorie.”
Nu kwam Maurice er ook bij en hij keek Mike kalm aan vanuit de deuropening. Hij had het hele gesprek gevolgd en dat de twee communiceerden in code-woorden was geen goed teken, want Milanto sloeg nergens op. “Jij gaat nergens heen tot we antwoorden hebben. En we houden Mitch ook hier tot jij wilt spreken.”
“Mitch heeft niets gedaan!”
“Wanneer hij mag gaan hangt van jou af.”
Mike keek ontzet naar Mitch, die een kwade blik op Maurice wierp en zijn lange vingers sloten zich rond de keel van Maurice.
“Luister goed naar me,” siste Mitch. “Je laat ons gaan en wat je zeker niet doet is Mike op die manier bespelen.”
Maurice keek hem kalm en stompte hem in zijn buik. Met grote ogen klemde Mitch zijn armen tegen zijn buik en hij hapte naar adem, maar zijn ogen vernauwden zich weer. “Klootzak,” kreunde hij.
Na een gebaar van Maurice kwamen er mannen binnen en ze namen Mitch mee. Maurice keek nog een keertje naar Mike voor hij zelf ook de cel verliet, Mike daarmee achterlatend.
“Wacht!” zei Mike, die een stap naar voren deed en Maurice draaide zich in de deuropening om.
“Is er iets dat je zeggen wilt?”
Mike liet zijn hand weer zakken, balde die tot een vuist en schudde zijn hoofd. “Nee.” Het antwoord was niet meer dan een fluistering.
“Als je klaar bent om te praten roep je maar, tot die tijd blijf je hier opgesloten zitten.” Met die woorden trok Maurice de deur achter zich dicht en een metalige klik bracht de stilte en eenzaamheid weer terug. Mike greep zijn hoofd vast en ging op de grond zitten. Weer was hij alleen en hij zou alleen blijven tot hij zou spreken. En wat erger was, nu wist hij dat Mitch ook ergens vastgehouden werd. Hij liet zijn hoofd tegen de muur rusten en keek naar boven. Dit was allemaal zijn schuld, Mitch zou hier niet zitten als hij hem niet gebeld had.
De stilte in de kamer was overweldigend. Hij kon er niet tegen. Hij kon er echt niet tegen. Hij drukte zijn handen tegen zijn oren en sloot zijn ogen. Tegen zichzelf praten, liedjes zingen, dat had hij al gedaan. Het hielp niet. Hoe lang zouden ze hem nu alleen laten zitten? Hoe lang zat hij hier al alleen? Zijn mond voelde onaangenaam droog, ondanks dat hij nog niet zo lang geleden gedronken had. Hij kwam overeind, wandelde rond en ging weer zitten. Hij keek naar de kar met eten, het was genoeg voor een paar dagen. Dat hadden ze gedaan zodat er niemand binnen moest komen om hem eten te brengen. Mike keek naar het plafond, hij wist echt niet hoe lang hij dit zou volhouden.
Terug in de kamer met schermen zag Maurice dat de bedrijfspsycholoog er was. “Observeer hem in verband met autofobie,” zei hij. “Ik wil weten of hij dat echt heeft of dat Mitch iets slims probeerde uit te halen.”
Nadat hij een bevestigend knikje had gekregen keek Maurice naar de mannen die de schermen bekeken. “Laat het me weten als er iets gebeurd.” Nadat hij ook daar een bevestigend antwoord had gekregen ging hij weg.
***
Mike wisselde het rusteloos door de kamer lopen af met tegen de muur zitten en voor zich uit staren. Hij at, hij liep rond, hij keek naar de camera, hij ging zitten. Hij tikte met zijn voet op de grond, hij wreef met een hand over een arm of met zijn twee handen over zijn gezicht om daarna weer op te staan en rond te lopen. Zijn schouders waren bijna continu gespannen en hij vroeg herhaaldelijk om eruit te mogen, maar er kwam nooit antwoord en er kwam nooit iemand binnen. Er sloop wanhoop in zijn blik en hij bleef rusteloos bewegen. Zelfs als hij zat bewoog hij, maar hij bleef nooit lang zitten.
Maurice stond naast de bedrijfspsycholoog en bekeek het. “De beslissing ligt bij jou,” zei hij tegen hem. “Als je vind dat zijn gezondheid gevaar loopt, dan laat je me het weten en sluit ik hem op bij Mitch.”
De psycholoog knikte en bekeek het scherm met een serieuze frons. “Ik heb hem gisteren geobserveerd en vandaag ook een paar uur. Ik geloof dat die Mitch gelijk had. Milde autofobie. Als hij over een uur nog niet heeft verteld wat je wilt horen, haal hem er uit en bedenk iets anders. Er is een punt waarop een effectief middel wreed wordt. Ik denk dat hij knapt voor het uur voorbij is en met je zal meewerken, maar gebeurd dat niet, dan moet je het ook niet langer laten aanslepen.”
Maurice ging akkoord, maar een half uur later leek de psycholoog gelijk te krijgen. Mike zat op het bed met zijn benen opgetrokken en hij staarde naar de deur. Hij sloot zijn ogen, schudde zijn hoofd, keek naar de camera, opende zijn mond, sloot die weer en schudde fel zijn hoofd. Dat patroon herhaalde zich drie keer, maar bij de laatste keer kneep hij in de stof van zijn broek en kneep hij zijn ogen dicht. “Oké!” zei hij ineens en hij keek naar de camera. “Ik zal praten, maar haal me hier uit voor ik gek wordt,” smeekte hij
“Nu komen we ergens.” Maurice gebaarde naar een van zijn medewerkers. “Breng Mitch en Mike naar de vergaderkamer, we zullen eens een goed gesprek hebben met ons drie.”
De eerste die naar de vergaderzaal werd gebracht was Mitch, die alleen maar te horen kreeg dat Mike wilde praten. Daarna kwam Mike binnen en hij werd naar de tafel geleid.
“Gaat het?” vroeg Mitch bezorgd.
“Ik wilde daar niet meer alleen zitten,” fluisterde Mike. “Ik weet dat het maar alleen zitten was, daar is niets gevaarlijk aan, maar ik kon het niet meer.”
Maurice kwam ook aan de tafel zitten en met een handgebaar stuurde hij de mannen die de twee studenten hadden begeleid weer weg. Hij keek naar Mike. “Geef me eerlijk antwoord, of ik stop je terug in die cel.”
Mike hield zijn blik op de tafel en knikte.
“Kun jij je lichaam verlaten?”
Mike sloot zijn ogen en knikte.
“Wat houdt dat in?”
“Dat ik mijn lichaam kan achterlaten en kan rondlopen als een geest,” antwoordde hij met matte stem. “Ik kan door muren lopen en alles.”
“Mitch, was jij hiervan op de hoogte?”
“Maakt dat wat uit?” vroeg Mitch kortaf.
Maurice glimlachte kort. “Nee, eigenlijk niet.” Hij keek weer naar Mike. “Steel jij staatsgeheimen met je gave?”
Mike schudde zijn hoofd en zei dat hij niets kon aanraken als geest.
“Een geest is onstoffelijk,” zei Mitch op een toon die aangaf dat hij niet begreep waarom ze daar niet zelf op konden komen. “Als hij door muren kan lopen, dan gaat zijn hand evenzeer door een dossier wat op een tafel ligt of door het toetsenbord van een computer. Als jullie geheimen open en bloot liggen zodat hij alleen maar hoeft te kijken op een tafel of een beeldscherm en daarmee alles te weten, dan verdienen jullie niet beter dan dat die geheimen gestolen worden.” Mitch keek naar Mike, die hem dankbaar aankeek.
“En afluisteren?” vroeg Maurice, “kun je dat wel?”
“Ik hoor wel alles,” gaf Mike met tegenzin toe.
Maurice knikte en keek even naar de tafel terwijl hij zijn gedachten ordende. “Daar komen we straks op terug.” Hij keek weer naar Mike. “Wie is Lebna?”
Mike knipperde verbaasd met zijn ogen. “Waarom wil je dat weten?”
“Dus je kent hem.”
“Dat… heb ik niet gezegd,” mompelde Mike terughoudend.
“Waarom helpt je oom je om naar Afrika te vluchten?”
Er verscheen een diepe frons bij Mike. “Dat wil ik ook wel weten, waarom zou ik met hem naar Afrika moeten vluchten?”
Maurice haalde het toestel weer uit zijn borstzak en liet Mike dezelfde twee opnames horen die hij aan Mitch had laten horen. Terwijl die speelden keek hij naar Mike om te zien hoe hij er op reageerde. De jongeman was een en al verbazing, maar er leek hem iets te dagen.
Zodra de opname ten einde kwam borg Maurice het toestel weer op. “Waarom wilt deze Lebna je laten opnemen in zijn stam?” vroeg hij.
“Dat weet ik echt niet,” antwoordde Mike naar waarheid. “Ik wist niet eens dat mijn oom naar hem op zoek was.”
“Wie is Lebna?”
“Een Afrikaan die niks met de zaak te maken heeft. Dat is alles wat je moet weten.”
“Dus je wilt zeggen dat er geen complot is? Want je oom en vrienden gedragen zich erg verdacht.”
“Welke vrienden?” vroeg Mike met een blik op Mitch.
“Siebe en Wart,” antwoordde Mitch voor Maurice dat kon doen. “Zij weten wie Lebna is.” Zijn ogen vernauwden zich iets toen hij het ongemak bij Mike opmerkte. “Ben ik de enige die niet op de hoogte is?” vroeg hij op een bijtende toon.
Mike schudde snel zijn hoofd. “Dat heb ik aan Peter ook niet verteld. Dat was iets… tussen ons.”
Mitch keek zijn vriend onderzoekend aan en knikte toen. Als ook Peter niet op de hoogte was, dan was het iets wat hij echt tussen hun wilde houden. En dus ging het om meer dan alleen zijn eigen uittreden, want dat was iets wat Peter wel wist.
“Laten we ze er bij halen,” zei Maurice toen en zowel Mike als Mitch keken hem aan.
“Zijn ze ook hier?” vroeg Mitch met een scherpe klank in zijn stem.
“Ik heb ze alle vier in Amsterdam laten arresteren en naar hier laten brengen.” Hij keek Mitch geamuseerd aan. “Ik neem aan dat je wel begrijpt waarom.”
Hoewel Mitch dat liever niet wilde toegeven, kon hij de beweegredenen van de man volgen. Ze wachtten samen in stilte, Mike schoof onrustig heen en weer in zijn stoel en Mitch tikte ongeduldig met zijn voet op de grond. Uiteindelijk ging de deur open en werden Andy, Wart, Siebe en een onbekende man van Afrikaanse afkomst binnengebracht werden.
Andy keek eerst verbaasd naar Mike, maar ging snel naar hem toe en omarmde hem. “Ik ben blij dat je in orde bent,” zuchtte hij.
“Waarom zijn jullie hier?” was zijn wedervraag, maar daar haalde Andy zijn schouders bij op, de precieze reden kende hij niet, al had hij wel een vermoeden waar het over ging.
Mitch bekeek Siebe terwijl die nerveus aan de tafel ging zitten, zijn blik viel op de verbonden polsen en zijn ogen vernauwden zich. “Waarom heb je verband rond je polsen?” vroeg hij.
Siebe keek er even naar en haalde zijn schouders op. “Ik vocht iets te hard met de handboeien.”
Mitch wierp een kwade blik op Maurice, die absoluut niet onder de indruk was.
“Het is hun schuld niet,” zei Siebe meteen. “Ik moet leren niet zo… hevig te reageren als ik vast zit.”
“Dat zijn al twee mensen die je confronteert met hun angst,” zei Mitch met zijn kwade blik nog steeds op Maurice gericht.
“Krijg ik een prijs als het me lukt om dat bij drie mensen te doen?”
Mitch sloeg zijn handen op de tafel en kwam recht. “Is dit maar een spel voor je?!”
“Natuurlijk niet,” antwoordde Maurice kalm. “De veiligheid van het land is iets wat ik heel serieus neem.” Hij gebaarde dat Mitch weer moest zitten, die zwijgend deed wat er van hem werd gevraagd, maar de kwade blik bleef.
“De veiligheid van het land?” herhaalde Andy. “Wat heeft dat met ons te maken?”
“Dokter Petersen, ik stel hier de vragen.”
“Maar ik kan dat zo goed!” klaagde hij.
“Ik stel de vragen,” herhaalde Maurice.
“Goed dan,” zuchtte Andy, “maar je hoeft het niet meer te vragen. Het antwoord is: ja, ik ben echt de beste dokter van de wereld. En de knapste!
Maurice maakte een geamuseerd geluidje. “Ik ben blij dat dat opgelost is, maar dat wilde ik niet vragen. Ik hoop dat ik u niet teveel teleur stel nu.”
“Ik overleef het wel,” stelde Andy hem gerust, “maar zo overdreven beleefd hoef je echt niet te zijn hoor, ik ben maar een arts. Gewoon ‘je’ en ‘Andy’ is prima om me aan te spreken.”
“Goed.” Maurice keek de groep rond. “Mike heeft net toegegeven wat hij kan, dat hij inderdaad in staat is om vrijwillig zijn lichaam te verlaten. Dus niemand hoeft meer te doen alsof ze niet weten dat hij het kan.” Niemand reageerde op die opmerking. “Ik wil nog steeds weten wie Lebna is en waarom Mike naar hem moet.” Hij gaf iedereen de kans om te antwoordden, maar niemand sprak.
“Waarom is dat belangrijk?” vroeg Kasim toen het duidelijk werd dat niemand antwoord zou geven.
“Omdat het te maken heeft met Mike en Mike is mijn hoofdverdachte.”
“Van wat verdenk je hem?” vroeg Andy, de kalmte in zijn stem gaf het idee dat ze gezellig koffie aan het drinken waren in de plaats van verhoord te worden. Zoals hij in de stoel zat, met aan arm over de rugleuning en de andere arm rustend op de tafel, leek hij op zijn gemak.
Siebe was blij dat de twee volwassenen het gesprek en de aandacht van Maurice naar zich toe hadden getrokken, hij voelde zich niet op zijn gemak in deze verhoorkamer en dat maakte zijn verlangen naar de buitenlucht niet minder. Hij schoof in zijn stoel en wenste dat er een raam was in deze kamer, maar de enige in-en uitgang was de deur waar ze door naar binnen waren gekomen, die nu natuurlijk weer dicht was.
Maurice liet voor de derde keer de twee opnames horen en hij keek naar de groep mensen die aan de tafel zat. Hij zag hoe Kasim en Andy naar elkaar keken tijdens het eerste gesprek en hoe er een bedachtzame frons verscheen bij het tweede gesprek. De twee studenten, Wart en Siebe, die leken in de war door wat ze hoorden, maar de twee volwassenen, voor hen waren het puzzelstukjes van een groter geheel. En dat groter geheel dat die twee nu aan het bedenken waren, dat was wat Maurice wilde weten.
“Jullie begrijpen waarom Mike een verdachte is. Hij heeft toegegeven zijn lichaam te kunnen verlaten, maar hij heeft ook gezegd dat hij geen staatsgeheimen steelt.”
“Kan stelen,” verbeterde Mitch hem. “Hij is niet in staat iets te stelen.”
“Dat neemt niet weg dat de Afrikaanse beller gelijk had over het eerste. Wat mij betreft kan hij nog steeds gelijk hebben over het tweede en zolang ik niet van het tegendeel overtuigd ben, blijft Mike hier.” Hij keek naar Andy. “Met deze twee gesprekken heb ik de theorie gevormd dat jullie twee Mike wilden helpen vluchten naar Afrika, naar deze Lebna. Vandaar mijn interesse in de man.”
“Ik begrijp waarom je die conclusie trok,” antwoordde Andy, “maar die is fout. Mike heeft niets gedaan waarvoor hij moet vluchten. In ieder geval niet voor zover ik weet.”
“Ik heb niks fout gedaan!” verweerde Mike zichzelf meteen. “Ik heb geen staatsgeheimen gestolen!”
Kasim had zich nog niet in het gesprek gemengd, hij keek naar de tafel met een serieuze frons en zijn vingers trommelden op het tafelblad.
“Kasim,” zei Maurice toen, “heb jij iets dat je met de groep wilt delen?”
“Waar kwam dat tweede telefoontje vandaan?” vroeg Kasim.
“Dat kwam van een café van een stad in Afrika-”
“Mupala?”
Nu keek Maurice verbaasd, maar die blik verdween bijna meteen en hij onderwierp Kasim aan een onderzoekende blik. “Dat klopt. Hoe weet je dat?”
“Ik denk dat ik weet wie de anonieme beller is. Laat je me vrij als ik je die informatie geef?”
Andy gaf Kasim een schouderklop. “Bedankt hè, zo’n vriend als jij zou iedereen moeten hebben!
“Jouw neefje, jouw probleem,” zei Kasim alleen maar.
“Zo harteloos!”
Kasim grinnikte. “Maak je geen zorgen, Andy. Iemand die zo geweldig is als jij blijft vast niet lang gevangen.”
“Dat klopt natuurlijk, daar kan ik je geen ongelijk in geven.”
Maurice stak zijn handen op om de twee mannen tot stilte te manen. “Genoeg onzin. Kasim, wie is die beller?”
“Laat je me vrij?”
“Als de informatie goed genoeg is, als het ervoor zorgt dat ik weet wat hier aan de hand is, dan laat ik je vrij.”
“En de rest?”
“Als ik weet wat er aan de hand is kan iedereen naar huis. Zo simpel is het.”
Kasim knikte. “Laat me dat tweede gesprek nog eenmaal horen, ik heb een vermoeden, maar ik wil me niet vergissen.”
Zonder te antwoorden haalde Maurice het toestel weer tevoorschijn en speelde het anonieme telefoongesprek nogmaals af. Hij zag dat Kasim weer knikte.
“Dat is Gulu, de zoon van Lebna.” Hij keek naar Andy. “Hij wilt niet dat Mike wordt opgenomen in hun stam.”
Andy knikte bij die informatie, alsof hij nu alles wist wat hij moest weten. Maar Maurice wist nog steeds niet waarom dit belangrijk was.
“Je zult me meer moeten geven dan dat om vrij te komen. Waarom verteld Gulu dit? Hoe kan hij dit weten? Waar woont hij?”
Kasim slaakte een zucht en wreef over zijn wang terwijl hij nadacht hoe hij dit alles moest uitleggen aan deze blank man.
“Als je dat allemaal wilt weten,” zei Andy toen, “wil ik koffie. Of wisky. En wat lekker voor erbij.”
Maurice keek Andy zwijgend aan en keek daarna naar de studenten die niets meer hadden gezegd sinds Kasim het woord had genomen. Ze leken even nieuwsgierig naar het verhaal als hij, wat kon betekenen dat ze echt niet wisten wat er speelde. “Ik heb ook dorst,” zei hij. “Ik laat koffie en thee komen.”
“En koekjes?” vroeg Andy.
“Ik zal zorgen dat ze de lekkerste koekjes uit ons gebouw naar hier brengen.”
“Dan zullen we met je praten, we zullen je vertellen wie Lebna is, wie Gulu is en waarom Mike echt onschuldig is, zodat je ons moet laten gaan.”
*** © Mariska Bekker ***