Een verdacht gesprek

Uiteindelijk kon Mitch niets anders doen dan slapen. De volgende ochtend werd hij wakker omdat er iemand met een ontbijt binnen kwam. Hij ging er in ieder geval van uit dat het de volgende morgen was, zonder gsm, horloge of zicht op de buitenlucht had hij geen idee hoeveel tijd er precies verstreken was.

De man die het eten kwam brengen ging zwijgend weer weg en Mitch keek naar het plateau. Een roerei, twee geroosterde sneetjes bruin brood besmeerd met boter en een kop zwarte koffie. Ze waren inderdaad goed op de hoogte, dit was wat hij graag at ’s morgens.

Tijdens zijn ontbijt kwam Maurice binnen en hij had een stoel bij zich. Dit beloofde geen kort bezoekje te zijn.

“Wat is precies je taak?” vroeg Mitch.

“Dat maakt niet uit, hè? Ik werk voor de nationale veiligheidsdienst en ik stel hier de vragen. Goed?” Maurice wachtte tot hij een bevestigend knikje van Mitch kreeg. “Goed. Ik ben gisteravond bij Mike geweest, ik heb me netjes voorgesteld en ik hem gevraagd of hij zijn lichaam kan verlaten. Hij zei van niet.”

“Dan kunnen we gaan, jullie hebben je antwoord.”

Maurice grinnikte zacht. “Ja, dat zou je denken. Het probleem hier is dat het ik het niet geloof.”

Daar haalde Mitch zijn schouders bij op. Hij zette het plateau aan de kant en nam de kop koffie. Hij ging wat beter zitten en keek naar de roodharige man. “Kwam je alleen maar om dat te zeggen?”

“Ik heb vragen voor je.”

“Ik hoop dat het niet dezelfde zijn als gisteren, want mijn antwoord blijft hetzelfde. Dan kan ik je een lang gesprek besparen.”

“Het zijn andere vragen,” stelde Maurice hem gerust.

“Goed. Ik weet niet of zal antwoorden, maar je mag ze best vragen.” Mitch gebaarde met zijn vrije hand naar de cel. “Ik heb toch niets beter te doen.”

Maurice glimlachte fijntjes en haalde een notitieblok uit zijn borstzak. “Mitch, ken jij de oom van Mike?”

Daar antwoordde Mitch niet meteen op, waarom was dat ineens het onderwerp van dit gesprek? “Ja,” zei hij uiteindelijk. “Die ken ik.”

“Weet jij wie Lebna is?”

“Nee,” antwoordde Mitch naar waarheid. “Die naam zegt me niets.”

“Kasim?”

Die naam herinnerde Mitch zich wel. “Een vriend van dokter Petersen, verder ken ik hem niet.” Dat die man een voodoo-dokter was, dat wilde hij niet zeggen tenzij het hem expliciet gevraagd werd. Die man had ooit Siebe geholpen om van een vloek af te komen. (zie: De muren hebben ogen)

“In welke Afrikaanse stam is dokter Petersen opgenomen?”

Er verscheen een diepe frons bij Mitch. “Dat wist ik zelfs niet eens. Vraag dat aan Mike.”

“Ja, dat kunnen we op dit moment niet. Bij ons gesprek van gisteren heb ik hem gezegd dat als hij de waarheid niet zou vertellen, hij een paar dagen eenzame opsluiting zou krijgen waarbij hij geobserveerd zou worden en rustig kon nadenken of hij ons iets wilde vertellen. Als ik daar nu naar binnen ga om hem vragen te stellen, dan breek ik mijn belofte.”

Mitch besloot om maar niet te zeggen wat hij daarover dacht. “Dan moeten jullie dokter Petersen ook maar ontvoeren en hem vragen stellen,” stelde hij voor.

“Of we kunnen hem gewoon in het ziekenhuis bezoeken,” merkte Maurice vrolijk op. “Organisatorisch lijkt me dat iets makkelijker.”

Mitch dronk van zijn koffie. “Waarom is dit ineens belangrijk?” vroeg hij.

Als antwoord nam Maurice een klein apparaat met een luidspreker uit zijn borstzak, het leek nog het meest op een dictafoon. Hij drukte op een knop en een opname begon te spelen.

“Ik heb Lebna gevonden.”

Die stem herkende Mitch niet, de stem was zwaar en had een licht Afrikaans accent, maar verder was er niets wat hij er in kon herkennen.

“Nou dat is geweldig, Je bent de beste, Kasim! Waar woont hij?”

Die stem herkende hij wel, dat was de oom van Mike, Andy.

“Dat zeg ik liever niet over de telefoon, je weet nooit wie meeluistert. Maar ik maak een kaart voor je.”

“Dat is fijn.”

“Lebna wil je neefje opnemen in zijn stam.”

Er viel een korte stilte.

“Is dat niet goed, Andy?”

“Dat hangt er van af, als Jendavi’s stam en Lebna’s stam het goed kunnen vinden met elkaar dan is er geen probleem.”

“Lebna kent je, hij weet welke tekens je draagt en in welke stam je bent opgenomen. Ik vertelde hem dat Mike van jouw bloed is, de zoon van je broer. De stammen hebben wel eens een schermutseling gehad, maar niets wat ze niet achter zich kunnen laten. Lebna ziet geen problemen.”

“Prachtig, dan neem ik contact op met Mike en als zijn vaccinaties in orde zijn reizen we naar Afrika. Ga je ook mee?”

“Nee, jullie vinden het wel met de kaart. Je broer Thabo kan helpen.”

Er klonk gelach, blijkbaar vond Andy het grappig, maar Mitch begreep het niet. Hij wist dat dokter Petersen maar één broer had en die noemde hij Thijs, kort voor Mathijs. De vader van Mike.

Maurice stopte de opname. “Dit werd gisteravond opgenomen. Je begrijpt waarom het onze interesse wekte.”

“Waarom wordt dokter Petersen afgeluisterd?”

Maurice schudde zijn hoofd. “We luisteren Kasim af, hij is een verdachte in een andere zaak, dit telefoontje was geheel toevallig, maar de timing kon niet beter zijn. Het lijkt erop dat Mike wilt vluchten naar Afrika en dat dat Kasim, dokter Petersen en iemand met de naam Lebna hierin een rol spelen.”

Mitch luisterde met een frons, zo kon het gesprek opgevat worden, maar hij twijfelde er aan. Hij wist dat Mike geen reden had om te vluchten. Wie was Lebna? Voor zover hij zich kon herinneren had Mike die naam nog nooit genoemd. Hij zag dat Maurice op een paar knoppen drukte en daarna klonk een andere opname. De stem sprak in gebroken Nederlands met een zwaar Afrikaans accent.

“Ik bel om te zeggen dat Mike Petersen een gevaar is, hij is een geestwandelaar.”

“Een geestwandelaar?”

De tweede stem was hem onbekend, maar het Nederlands klonk onberispelijk, met een zuid-Hollands accent. Vast iemand van de veiligheidsdienst.

“Hij kan zijn lichaam verlaten en als een geest rondlopen. Dwars door muren, onzichtbaar voor iedereen. Hij steelt jullie geheimen en verkoopt ze door. Hij is gevaarlijk.”

*Klik*

 

“Dit telefoontje konden we traceren naar Afrika, maar het was te kort om te zien vanuit welk gebied het kwam,” vertelde Maurice. “We weten dat het iemand is met kennis van het Nederlands, kennis van het bestaan van onze organisatie en hij wist hoe hij ons moest bereiken.” Hij keek Mitch onderzoekend aan. “Gisteren zei je dat we theorieën verzinnen die nergens op slaan. Geloof je dat nog steeds? De anonieme tip kregen we een paar dagen geleden en dan ineens onderscheppen we er telefoongesprek waarin er plannen worden gemaakt om met Mike naar Afrika te gaan. Verdacht, hè?”

Daar moest Mitch hem gelijk in geven, het leek verdacht. Maar het paste nog steeds niet bij het beeld dat hij van Mike had. “Ik kan je verder niet helpen,” zei hij alleen maar. “Ik heb je gezegd wat ik weet. Wil je meer informatie, dan moet je naar dokter Petersen gaan.”

 

 

*** © Mariska Bekker ***