Andy stond bij de teampost en nam een slok van een kop koffie terwijl hij een document bekeek. “De medicatie moet omhoog en we stellen de druppelsnelheid van het infuus bij.”
De verpleegkundige die bij hem stond knikte en ze stond op het punt om te vragen wat de veranderingen precies waren, maar er kwam iemand bij hen staan.
“Dokter Petersen?”
Andy keek op en zag een man staan met rossig, krullend haar. “Dat ben ik.”
“Mijn naam is Maurice, heb je even tijd?”
“Op dit moment ben ik bezig.” Hij keek weer naar het dossier in zijn hand. “De dosis gaat met een kwart omhoog en de druppelsnelheid met een kwart omlaag.”
“Dit gaat over uw neefje,” zei Maurice en zoals hij had verwacht trok dat de aandacht van de arts, want die sloot het dossier en gaf het aan de verpleegkundige, die op haar beurt wegging. Waarschijnlijk om te doen wat net besloten was.
“Weet je waar hij is?” vroeg Andy.
“Eerst heb ik wat vragen voor u, dokter Petersen.”
“Voor mij?” vroeg Andy met een frons. “Vlak na de aangifte van zijn verdwijning deze ochtend is de politie al bij me geweest met hun standaard vragen. Ik heb Mike sinds vorige week niet meer gezien en zijn ouders hebben hem gistermiddag nog gezien. Ik heb gisteren de bijna hele avond snooker aan het spelen met vrienden en ’s nachts lag ik te slapen, maar allicht is er niemand die dat laatste kan bevestigen.”
“Die verklaring had ik gelezen, ja, maar ik heb andere vragen. Kunnen we even ongestoord praten?”
Andy keek eerst op zijn horloge en daarna liet hij zijn blik over de dienst glijden. “Tanja,” zei hij toen tegen de verpleegster achter de balie. “Ik ga even in het kantoor van Paul zitten, bel even als je me nodig hebt.”
Nadat de verpleegster beloofde om dat te doen ging Andy met Maurice naar het kantoor, waar hij hem een stoel aanbood door er naar te wijzen. Zelf ging hij op de rand van het burea zittenen hij sloeg zijn armen over elkaar. “Goed, wat wil je weten?” vroeg hij.
“Waarom wil je met Mike naar Afrika?”
Andy staarde Maurice verbaasd aan. “Een vriend bezoeken, maar hoe weet jij dat?”
“Heet die vriend toevallig Lebna?”
Andy keek hem argwanend aan. “Dat klopt. Nogmaals, hoe weet jij dat?”
“Kasim was tot een paar uur geleden een verdachte in een zaak, dus hebben we meegeluisterd met zijn gesprekken. We hebben uw gesprek met Kasim van gisterenavond beluisterd.” Tot verbazing van Maurice begon Andy te lachen. “Is dat grappig?”
“Ik had nooit gedacht dat hij echt afgeluisterd werd, ik dacht altijd dat hij overdreven voorzichtig was. Niet dus.” Hij haalde zijn schouders op. “Ik wilde Mike inderdaad uitnodigen om mee te gaan naar Afrika om Lebna te bezoeken, maar toen ik hem belde met het nieuws kon ik hem niet bereiken. En toen Thijs terug was bleek dat Mike niet thuis was. De volgende ochtend nog steeds niet en geen van zijn vrienden wist waar hij was, dus deed Thijs een aangifte bij de politie.”
“Thijs,” herhaalde Maurice. “Mathijs Petersen?”
“Ja, mijn broer.”
“En…” Maurice keek even op zijn notitieblok, “Thabo?”
Even keek Andy verbaasd, maar toen herinnerde hij zich dat Kasim het inderdaad over Thabo had gehad. “Dat is een Afrikaan die mij heeft geaccepteerd als een broer en voor hun ben ik zijn broer,” legde hij uit.
“Tot welke stam behoort hij?”
Andy keek Maurice aan en schudde zijn hoofd. “Dat doet er niet toe, of wel? Het is maar een kleine stam die nog leven als hun voorvaderen. Ik ben daar vaak geweest en opgenomen in de familie.”
“Kasim had het over tekens.”
“Tatoeages volgens hun gebruiken, om andere Afrikanen te laten zien dat ik een vriend ben van de stammen en een genezer. Ze hebben me gevraagd om die alleen aan Afrikanen te laten zien om te laten zien dat ik ben aangenomen als zoon van Afrika.”
Maurice keek Andy lang en stil aan, hij wist niet zeker hoe relevant dit allemaal was. Op dit moment hoorde hij niets wat verdacht was, dokter Petersen had feitelijk alles bevestigd wat er in het gesprek tussen hem en Kasim had plaats gevonden. Maar dat was niet hetgeen wat hij echt wilde weten.
Andy slaakte een zucht. “Zou dit gesprek niet over mijn neefje gaan?”
Maurice glimlachte kort. “Inderdaad, ik kan zeggen dat hij in goede handen is, maar dat hij op dit moment niet naar huis kan komen, op dit moment krijgt uw broer ook een bericht over zijn welzijn, maar onvermogen om naar huis te komen.”
“Hoezo-”
“Dat is geheim,” onderbrak Maurice hem. “Er is nog één ding dat ik wil weten van u, dokter Petersen.”
Met een handgebaar gaf Andy aan dat hij verder kon gaan.
“Gelooft u dat mensen een geest hebben?”
Andy haalde zijn schouders op. “Tja, weet je,” zuchtte hij, “ik ben protestants opgevoed en heb voor een stuk het Afrikaanse spiritualisme omarmd. In tegenstelling tot veel artsen geloof ik in het bestaan van een ziel.”
“En gelooft u dat die ziel een mens kan verlaten en weer terug komen?” Maurice merkte een verstrakking op en de pauze in het antwoord zei alles.
“Bijna-dood ervaring?” vroeg Andy na een ogenblik van stilte. “Daar is veel over geschreven, maar-”
“Mensen die dat uit zichzelf kunnen,” verduidelijkte Maurice. “Uittreden waar en wanneer ze willen.”
“Nog nooit iets over gehoord,” antwoordde Andy kortaf. “Waarom is dit belangrijk?”
“Maakt niet uit, bedankt voor uw tijd, dokter Petersen.” Maurice stond op van de stoel en ging naar de deur.
“Wat heeft dit met Mike te maken?”
Maurice glimlachte kort, maar die glimlach was niet meer te zien toen hij zich omdraaide. “Waarom vraagt u dat?”
“We zouden over hem praten en je praat over uittreden en Afrikanen. En je bent helemaal naar mij gekomen, zijn oom, om te praten over dat gesprek met Kasim wat over Mike ging.”
Hij keek Andy recht aan. “Waarom wilde u Mike meenemen naar Afrika? Waarom moet hij opgenomen worden in een stam?”
Er verscheen een frons in het voorhoofd van Andy. “Ik weet niet waarom Lebna dat wilt doen,” vertelde hij naar waarheid, “ik heb in mijn hele leven nog nooit met de man gesproken. Wat Kasim erover zei was het eerste wat ik er over hoorde.”
“Maar je weet dat hij bestaat.”
“Allicht.”
Maurice deed een stap dichterbij. “Wie is Lebna? Waarom is hij belangrijk?”
Andy keek Maurice aan en stond op. “Ik ga mijn ronde doen en daarna naar huis,” zei hij alleen maar en hij verliet de kamer.
Maurice keek Andy na en glimlachte bij zichzelf. Hij verliet het ziekenhuis en ging naar het volgende adres: huize Gielissen. Hij was immers naar Nijmegen gereisd om met deze mensen te praten en hopelijk meer informatie te krijgen. Tot nu toe had hij nog niet veel meer kunnen ontdekken dan hij al wist, behalve dat dokter Petersen meer wist dat wat hij had verteld.
Eenmaal aangekomen bij het rijtjeshuis waar Wart met zijn ouders woonde belde hij aan. Hij stelde zich voor aan de vrouw die de deur open deed en vroeg of Wart thuis was. Ze vertelde hem dat Wart met een vriend naar de winkel was.
“Welke vriend?” vroeg Maurice.
“Siebe. Wart had een nieuwe jeansbroek nodig en Siebe kende een goede winkel.”
“Mag ik binnen even op Wart wachten?”
Mevrouw Gielissen keek hem argwanend aan. “Waarom?”
“Ik ben van de politie, dit gaat over de verdwijning van Mike Petersen.” Hij liet een badge zien die de moeder van Wart overtuigde om hem binnen te laten. “Doet u me een plezier, nodig Siebe uit om mee te eten, ik zou ook graag met hem praten.”
Een half uurtje later kwamen Wart en Siebe terug, Wart had zijn spijkerbroek en Siebe was op de uitnodiging ingegaan. Ze gingen naar de huiskamer, waar Maurice een kop koffie zat te drinken en in gesprek was met de ouders van Wart.
“Ah, jullie moeten Wart en Siebe zijn,” zei hij vriendelijk. “Ik ben Maurice, ik ben van de politie. Ik heb wat vragen over Mike.”
“Stel maar,” zei Wart.
“Kunnen we ergens ongestoord praten?”
Wart haalde zijn schouders op en wees naar de gang achter zich. “Mijn studio?”
“Klinkt goed, laten we gaan. Dan praat ik eerst met jou en-”
“Ik ga daar niet alleen met hou naar toe,” onderbrak Wart hem, die absoluut geen aanstalten maakte om te laten zien waar zijn studio was. “Siebe gaat mee of we praten niet.”
Maurice dacht even aan het dossier dat hij had gelezen en knikte, allicht zou hij niet vrijwillig meegaan met een vreemde man naar een plek waar ze alleen zouden zijn. “Dan praten we even met ons drie. Is dat wel goed?”
Wart knikte en nu ging hij hem wel voor naar de kelderdeur die naar zijn studio leidde.
De studio zelf was ingericht zoals hij verwacht had. Een drumstel, een keyboard, twee elektrische gitaren, een akoestische gitaar, een stoffen tweezitsbank, een kleine koelkast en een tafel met wat stoelen. Niks vreemd voor een muzikant die nog net niet zijn tienerjaren uit was. Maurice ging zitten aan de tafel en keek naar de twee vrienden. “Wanneer hebben jullie vernomen dat Mike vermist is?”
“Vanmorgen belde Peter, meneer Petersen had hem gebeld,” vertelde Siebe. “Peter belde eerst naar mij en daarna naar Wart. Daarna heb ik nog even met Wart gebeld. We weten dat hij sinds gisteravond weg is, maar dat is alles.”
“We hebben hem niet gezien,” vulde Wart aan. “En de politie heeft onze alibi ook al.” Hij keek er zuur bij. “Alsof dat nodig was. Wij zouden Mike nooit iets aandoen.”
“En het ging de laatste tijd weer goed met zijn moeder,” vulde Siebe aan, “dat zei hij zelf, dus daar kan het ook niet aan liggen.”
“Hm.” Maurice keek ze aan. Aangezien Mitch oprecht verbaasd had gekeken bij de naam Lebna verwachtte hij hier ook niet veel van, maar hij zou het toch proberen. “Zegt de naam Lebna jullie iets?” vroeg hij.
Siebe en Wart keken elkaar aan, maar daarna schudde ze allebei hun hoofd en zeiden die naam nooit eerder gehoord te hebben. De blik die ze hadden gedeeld was hem niet ontgaan en hij bekeek hen met hernieuwde interesse.
“Wat heeft dat met Mike te maken?” vroeg Wart.
“Geloven jullie dat geesten bestaan?” vroeg Maurice toen, hopende dat de onverwachtse verandering van het onderwerp hen van stuk bracht. De wedervraag beantwoorden was hij hoe dan ook niet van plan. Het eerste wat hem opviel was een ongemak bij Siebe, maar het was Wart die antwoord gaf.
“Katholiek. Allicht geloof ik daar in. En Siebe is atheïst.” Hij haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd. “Vergeefse moeite, geloof me, ik heb het geprobeerd.”
Er verscheen een dankbare glimlach bij Siebe, eentje die Maurice ook niet ontging. Dus Mitch wist er niets van af, maar deze twee, die waren wel op de hoogte. In ieder geval voor een stuk.
“Zegt de naam Kasim jullie iets?”
“Nee,” antwoordde Wart, die dat echt niet wist.
Siebe antwoordde echter niet meteen.
“Jij kent hem wel, hè?”
“Ik ken een Kasim,” antwoordde Siebe ontwijkend, “maar ik weet niet of je hem bedoelt.”
“Een vriend van dokter Petersen.”
“Oh, die, ja, maar ik ken hem alleen van naam, ik heb de man nog nooit ontmoet.”
Maurice keek van de een naar de ander. “Wart,” zei hij toen. “Aangezien jij gelooft in geesten, denk je dat een geest een lichaam kan verlaten?”
“Hoe komt een ziel anders in de Hemel?” vroeg Wart meteen en Maurice grinnikte.
“Daar heb je gelijk in, maar denk je dat er mensen bestaan die ervoor kunnen kiezen om hun lichaam achter te laten en een wandeling te maken?”
Nu waren beide studenten niet op hun gemak en hoewel ze dat probeerden te onderdrukken merkte Maurice het.
“Wordt niks over gezegd in de Bijbel,” mompelde Wart. “Volgens mij is dat onzin, je geest zit vast aan je lichaam tot je sterft.”
Maurice keek Siebe recht aan.
“Atheïst,” mompelde Siebe.
“Dus je verwerpt het idee van God. Maar een ziel, verwerp je dat idee ook?”
Het was duidelijk dat Siebe geen goede leugenaar was, bij Wart was er snel een geloofwaardig antwoord uit gekomen, maar Siebe kon zelfs niet meteen ja of nee antwoorden. “Lieg niet tegen me,” zei Maurice tegen hem.
Siebe slaakte een zucht en keek even naar boven. “Ik geloof niet in wat de grote godsdiensten ons leren,” zei hij toen. “Ik ben wel bereid om te geloven in een scheppende kracht en dat geesten bestaan, maar de invulling van de godsdiensten, die verwerp ik.”
“Dus mensen hebben geesten.”
“Ja.”
“En kunnen mensen hun lichaam achterlaten?”
Weer was er een pauze, Maurice merkte dat Siebe nadacht over zijn woorden, alsof hij besloot wat hij wel en niet kon zeggen.
“Persoonlijk,” zei hij toen, “geloof ik dat spiritualisten gelijk kunnen hebben. Aura’s, chakra’s, astrale projectie. Ik wil daar best in geloven.”
“Je wilt daar in geloven,” herhaalde Maurice.
“Tja, echt bewijs is daar niet voor, hè?”
Maurice glimlachte, daar had Siebe gelijk in en het was een antwoord waarbij hij niet moest liegen. Het maakte ook niet uit, ze wisten het, daar was hij van overtuigd. “Zou Mike naar Afrika gevlucht kunnen zijn?” vroeg hij, weer veranderde hij het onderwerp doelbewust.
Wart keek hem aan alsof hij zei dat de lucht groen was. “Wat zou die daar moeten zoeken? Die heeft toch niks met Afrika? ’Tis zijn oom niet, hè? Dat is de Afrikagek in de familie.”
Bij deze vraag vond Maurice dat Wart oprecht leek, dus ze kenden Lebna waarschijnlijk wel, maar ze wisten niet dat er sprake van was dat Mike daar naar toe zou gaan. “Bedankt voor jullie tijd,” zei hij toen. “Het was zeer verhelderend. Ik moet weer gaan.” Met die woorden ging Maurice weer weg.
Nadat de deur dicht was keken Siebe en Wart elkaar aan.
“Waarom stelde hij vragen over Lebna en uittreden?” vroeg Siebe.
“Lebna, dat was toch die Afrikaan die jij zag en Mike aan het stalken was, hè?” (zie: de achtervolger)
“Ik weet niet of stalken het juiste woord is…” zuchtte Siebe. “Maar waarom komt deze man van de politie met zulke vragen nadat Mike is verdwenen?” Hij keek naar Wart. “Heb jij het wel eens met mensen daar over gehad”
“Alleen met opa, Mike en jou,” antwoordde Wart. Hij ging naar de koelkast om een blikje bier te pakken. “Je moet wel werken aan je leugens hè man. Dat ging niet zo soepel.”
“Ik hou niet van liegen,” mompelde Siebe, die een blikje van Wart aannam toen hij die aangeboden kreeg.
“Je houdt toch van toneel? Liegen is niet meer dan toneelspelen. Je moet een onschuldige spelen.”
“Tja, maar het overviel me nogal, die vragen.”
“Improvisatie, Siebe. Dat is toch ook belangrijk bij toneel?”
Siebe glimlachte en opende zijn blikje. “Ik heb blijkbaar nog wat te leren op het vlak van acteren.” De glimlach verdween en hij keek peinzend naar de deur. “Ik hoop dat alles goed is met Mike. Dat waren echt vreemde vragen.” Hij keek weer naar Wart. “Zou hij weten dat Mike kan uittreden?”
“Wie zou hem dat verteld hebben? De enige die dat weten zijn opa, Andy, zijn ouders, wij twee, Mitch en Peter. Wie zou Mike verraden? En waarom?”
“En Mitch is ook weg, dit zaakje stinkt.”
Daar kon Wart hem alleen maar gelijk in geven.
“Zullen we… Andy bellen? Aangezien die vriend van hem ook genoemd werd weet hij er misschien meer van.”
Wart knikte en ze besloten om hem meteen te bellen.
***
Mitch lag op het bed toen de deur van zijn cel open ging en hij zag Maurice binnen komen. “Wat wil je nou weer?” vroeg hij geërgerd. “Ik geef je echt niet meer antwoorden dan ik al gegeven heb.”
Maurice trok zich daar niets van aan. De deur werd achter hem gesloten en hij keek Mitch zwijgend aan. Ze bleven elkaar stil aankijken tot Maurice die stilte verbrak. “Ik wil toch nog even met je praten.”
“Praat zoveel als je wilt,” antwoordde Mitch, die zijn hoofd draaide en naar het plafond keek.
“Ik heb een sterk vermoeden dat zowel dokter Petersen als jullie vrienden Siebe en Wart wel degelijk weten wie Lebna is.” Hij merkte dat Mitch weer naar hem keek, de licht samengeknepen ogen gaven aan dat hij die informatie verwerkte. “Weet je zeker dat je hem niet kent?”
Mitch ging nu rechtop zitten en schudde zijn hoofd. “Niemand heeft ooit tegen mij over een Lebna gesproken.”
“Ik geloof je.” Maurice liet een korte stilte vallen terwijl hij nadacht. “Mitch, ik ben bij die drie op bezoek geweest vandaag om te horen wat zij wisten over uittreden en Mike’s vlucht naar Afrika. Dokter Petersen wilde alleen toegeven dat hij Kasim kende en de naam Lebna van hem had gehoord. Toen hij zei dat hij ook niet wist waarom Lebna Mike in zijn stam wil opnemen geloofde ik hem, maar niet toen hij zei niet te weten waarom Lebna belangrijk was. Siebe en Wart, dat was een interessant gesprek. Ze zijn op de hoogte van het uittreden, dat weet ik zeker. En Siebe kende Kasim van naam. En beide kennen ze Lebna van naam. Naar mijn gevoel waren ze alleen oprecht toen ik vroeg of Mike naar Afrika gevlucht kon zijn, ze waren van mening dat het niet binnen de lijn van verwachting lag.”
“Dus?” vroeg Mitch, zijn stem klonk vijandig en hij deed geen moeite om dat te verbergen. “Waarom vertel je dit aan mij?”
“Denk je dat er iets is wat je vrienden je niet verteld hebben?”
“Dat weet ik wel zeker, de identiteit van deze Lebna is mij net zo zeer onbekend als bij jou.”
“Wart en Siebe zijn naar dokter Petersen gegaan.”
Mitch kon een verbaasde blik niet tegenhouden.
“Na ons gesprek hebben ze naar dokter Petersen gebeld en verteld dat ik vragen stelde over Kasim en Lebna. Hij zei ze langs te komen, omdat hij daar niet over wilde praten over de telefoon. Hij is voorzichtig.”
“Met rede,” beet Mitch hem toe.
“De twee zijn naar dokter Petersen gegaan en daarna zijn ze met hun drie naar Amsterdam gegaan om Kasim te bezoeken. Allicht weet ik niet waar ze het over hebben gehad, maar de mysterie wordt steeds groter. En het bewijst hun betrokkenheid in de zaak.”
Daar kon Mitch hem geen ongelijk in geven, dat dokter Petersen betrokken was bij iets wat in Afrika leek af te spelen, dat kon hij begrijpen, maar wat was de rol van de andere twee? En waarom wisten ze iets wat hij niet wist? Dat ergerde hem.
Maurice nam weer afscheid en Mitch dacht na over wat er tot nu toe gezegd was, maar hij kon niets bedenken wat het allemaal kon verklaren. Hij nam echter wel een besluit: hij zou zich niet zou laten bespelen door Maurice, wat die probeerde was wel duidelijk. Hij zou zich niet tegen Mike laten keren, iedereen had recht op geheimen. De enige conclusie die hij kon trekken was dat iets wat met Lebna te maken had niet alleen weerslag had op Mike, maar ook op anderen, anders had Mike hem zeker erover verteld. Daar twijfelde hij niet aan. Dat stond hij zichzelf niet toe, want als hij daar aan begon te twijfelen, dan zou hij beginnen te twijfelen aan de oprechtheid van Mike’s vriendschap en dat wilde hij niet. Ook al ergerde de onwetendheid over die naam hem.
*** © Mariska Bekker ***